In Mozart's muziek voor blaasinstrumenten speelt de bassethoorn een prominente rol. Dit instrument is een alt-versie van de klarinet met een bijzonder rijk en warm laag register. Omdat in de 18e eeuw de kleppenmechaniek van de moderne klarinet nog niet was ontwikkeld, had het instrument een wat eigenaardige gebogen vorm om het de speler mogelijk te maken de onderste vingergaten te bereiken. |
Mozart had een uniek inzicht in de mogelijkheden van de bassethoorn en experimenteerde er mee in werken voor bassethoornensembles, zoals de Divertimenti K 439b, of voor combinaties van bassethoorns en klarinetten, zoals de Notturni (K 346, 436, 437, 438 en 439) en Adagios (K 411 en 580a). Daarmee was hij de eerste van de klassieke meesters die de kwaliteiten van de klarinet en haar familieleden tot uiting liet komen in kamer- en orkestmuziek: de bassethoorn speelt een prominente rol in de opera's Die Entführung aus dem Serail (K 384), Die Zauberflöte (K 620) en La Clemenze di Tito (K 621), evenals in de Serenade in Bes (K 361) en het Requiem (K 626). Maar, meer nog dan in deze werken, komen klarinet en bassethoorn tot hun recht wanneer ze "bevrijd van de beperkingen van het orkest" zelf hun verhaal kunnen doen in Mozart's muziek voor klarinetensemble. |
Omwille van zijn passie voor de klarinet en de bassethoorn en de daaruit ontstane meesterwerken, verdient Mozart een centrale plaats in het repertorium van een modern klarinetensemble als Klarinata. |