Het klarinet-altviool-piano-trio


foto


De term "pianotrio" wijst doorgaans op een ensemble samengesteld uit viool, cello en piano. Het is ontstaan uit de barok-sonate waarin een soloinstrument werd gecombineerd met klavecimbel. Vanwege de nogal dunne klank daarvan speelde een cello mee met de linkerhand van de klavecinist om de baspartij te versterken. Met de opkomst van de piano, die van nature een wat dikkere klank heeft, werd de cello losgekoppeld van de linkerhand en kreeg zij een eigen rol: in de achttiende eeuw experimenteren Haydn en Mozart hiermee en begin negentiende eeuw vindt de cello haar onafhankelijkheid bij Beethoven.

De combinatie viool/cello/piano is dan ideaal omdat hierin een hoge (viool) en een lage solostem (cello) worden samengebracht met een akkoordinstrument, dat uiteraard eveneens solistisch kan optreden. Elke analoge combinatie van instrumenten is mogelijk, zoals we zien in het Trio Pathétique van Glinka (klarinet/fagot/piano) en de klarinet-cello-piano-trio’s van Beethoven (op. 11) en Brahms (op. 114).

Naast zijn zes "conventionele" pianotrio's schrijft Mozart er ook een voor klarinet, altviool en piano. Het werk is deel van de nieuwe muziek die Mozart voorzag voor de muzikale soirees georganiseerd door de bevriende Weense familie von Jacquin. De instrumentatie werd bepaald door de beschikbare muzikanten onder de op de soirees uitgenodigde gasten: Franziska, de dochter des huizes, speelde piano, zijn vriend Anton Stadler was klarinetist en Mozart zelf verkoos de altviool. De toonomvang van de altviool komt echter nagenoeg volledig overeen met die van de klarinet waardoor de lage solostem en daarmee het evenwicht binnen het ensemble wegvalt. Mozart lost dit technische probleem in zijn Kegelstatt-trio (1786) meesterlijk op en inspireert daarmee een aantal componisten om muziek te schrijven voor dezelfde ongewone combinatie: in 1853 de Märchenerzählungen van Schumann, in 1903 het Trio van Carl Reinecke (op. 264), in 1910 de Acht stukken van Bruch en de Fantasistykke van Amberg (op. 12), in 1921 het Trio van Röntgen en in 1940 voegt Paul Juon een klarinet-partij toe aan zijn Trio-Miniaturen, zodat ook daarvoor dan de combinatie klarinet/altviool/piano mogelijk wordt.

Frank Blockhuys (2022)



foto