Notturno, K 437

Mi lagnerò tacendo

Wolfgang Amadeus Mozart


foto


De vijf Notturni en de Canzonetta vinden hun oorsprong in Mozart's vriendschap met de familie von Jacquin. De zoon en dochter des huizes, Gottfried en Franziska, waren beiden zeer muzikaal: zij was een van Mozart's beste pianoleerlingen en voor haar componeerde hij het Kegelstatt-trio voor piano, klarinet en altviool (K 498). Deze zes liederen zijn ongetwijfeld ontstaan op de vele soirees die de welgestelde familie organiseerde in haar Salons en waarop zij haar gasten nieuwe kamermuziek aanbood van bekende Weense componisten, zoals Mozart. De ongewone bezetting, die bestaat uit twee sopranen (Franziska en Mozart's vrouw Constanze), één bas (Gottfried) en drie klarinetten of bassethoorns (de Stadler-broers), is een duidelijke aanwijzing dat het hier om gelegenheidsmuziek gaat die werd uitgevoerd in intieme kring. De Notturni K 436, 437 en 438 en de Canzonetta K 549 zijn gebaseerd op teksten van Pietro Antonio Domenico Trapassi (1698-1782), beter bekend als Metastasio, een van de belangrijkste librettisten van de tweede helft van de 18e eeuw. De teksten zijn afkomstig uit diens Canzonette, de opera Siroe, de Strofe Per Musica en de opera Olimpiade respectievelijk; de oorsprong van de teksten van de Notturni K 439 en 346 is niet bekend.

Frank Blockhuys (2009)



foto


Mi lagnerò tacendo

Ik zal me maar in stilte beklagen

della mia sorte avara;

over mijn ellendig lot;

ma ch’io non t’ami, o cara,

maar dat ik je niet zou beminnen, mijn liefste,

non lo sperar da me.

mag je van mij niet verwachten.

Crudele! in che t’offendo,

Hoe wreed! waarmee heb ik je toch gekwetst?

se resta a questo petto

Er rest me in mijn hart

il misero diletto

enkel nog het pijnlijke genot

di sospirar per te?

in verzuchting naar jou.



Tekst: Pietro Metastasio
Vertaling: François Mees, Helga Van der Voort en Frank Blockhuys (2009)



foto